Gesprek - 100 jaar sociale huisvesting: Twee bewoners vertellen

Contour

Honderd jaar geleden betrokken gezinnen de eerste sociale woningen. De sociale huisvesting in België en in Brussel kent een lange geschiedenis, ontstaan uit liefdadigheid, en later in een stroomversnelling geraakt door onvrede en protestacties van het volk zelf. De tijden waren bijwijlen extreem woelig. In de geschiedschrijving mogen we echter nooit de mensen achter de feiten vergeten. Contour sprak met Theophile Clavie (98 jaar) uit Sint-Lambrechts-Woluwe en Iella Stanisavlievitch (102 jaar) uit Laken over hun leven in een sociale woonwijk. Beide zijn geboren rond het jaar dat de eerste sociale woonsten het licht zagen. En zij hebben wat te vertellen.
 

Eerst... de (zeer korte) historiek

Na een nijpend tekort aan betaalbare woningen, werd in 1919, vlak na de Eerste Wereldoorlog, de Société Nationale des Habitations et Logements à Bon Marché opgericht. In de jaren twintig zagen de befaamde tuinwijken het licht, waarvan de Moderne Wijk in Sint-Agatha-Berchem een prachtig voorbeeld is. Na de Tweede Wereldoorlog stemt de Belgische overheid meerdere wetten, die de aankoop van een woning makkelijker zouden maken voor minder gegoede gezinnen.

In de jaren vijftig begonnen massale opruimacties in de stedelijke volksbuurten en er werd veel meer aandacht geschonken aan hygiëne. Moderne woontorens werden geïntroduceerd in het stadsbeeld. In Brussel krijg je onder andere de Lakense Modelwijk en Peterbos in Anderlecht.

Er werd enorm veel gebouwd in de jaren zeventig, maar die tendens stopt abrupt begin jaren tachtig, gezien de economische crisis. De onderhoudskosten aan de gebouwen zijn groot en de sociale bewoners verarmen. De BGHM wordt opgericht in 1985, wanneer de federale overheid de Société Nationale du Logement opsplitst in drie regionale maatschappijen. Vanaf 1999 wordt heel hard ingezet op het renoveren van het sociaal patrimonium.


Pannenkoeken en graag wat bankjes

Laken. De 102-jarige Iella Stanisavlievitch (geboren in 1917) komt met kordate pas de poort van het wooncomplex op de Mellerysite opendoen, wanneer ik aanbel. Zij leeft te midden van de boeken in haar sociaal appartementje, waar ze 32 jaar geleden introk.
Iella is van Yoegoslavische origine maar woonde bijna haar hele leven in België. Ze leefde alleen en had het heel erg moeilijk om rond te komen als pianolerares. ’s Avonds kluste ze bij als actrice in een theater. Toen ze de sleutels kreeg van een sociaal appartement was ze opgelucht en zelfs in de wolken: “Een douchecel, een telefoon, wat een luxe leek mij dat toen”.

Ze vindt de buurt erg veranderd op die 32 jaar tijd. De winkels zijn weggetrokken. Naar de supermarkt moet ze nu met de bus. Het is een erg rustige buurt - Misschien te rustig. Iella doet alles zelf. Ze heeft slechts sinds enkele maanden een poetsvrouw. Ze is lovend over de buurvrouw die haar af en toe eten brengt, als het wat minder gaat. Ze is ook in goede handen bij Huguette, die zeer geregeld binnenspringt.

Ik vraag haar naar een markante herinnering die zij zou hebben van de buurt. Onmiddellijk begint zij te vertellen over de jaren negentig, toen op zeer korte tijd vijf à zes mensen dood zijn teruggevonden in hun appartement, en de conciërge de lichamen moest weghalen. Wat er aan de hand was heeft zij nooit geweten.

Iella is een vrouw die blij is met weinig. En zij is hier tevreden, hoewel er volgens haar werkpunten zijn. Kleine reparaties in haar appartement sleuren soms aan. De weginfrastructuur is niet denderend, waardoor auto’s, wanneer het geregend heeft, de voetgangers natspatten. En vooral: meer bankjes “voor de oude mensen” zou ze graag langs de voetpaden willen zien.

Veel kennissen heeft ze niet meer, maar dat belet Iella niet om vaste klant te zijn in de cafetaria. Daar worden veel activiteiten georganiseerd, zoals een pannenkoekenbak, een maandelijkse diner, en zo meer. Ook de buurtbarbecue mist zij niet, en de feesten “met orkesten die oude muziek spelen”.

Ons gesprek is afgelopen, en Iella kan nu naar de cafetaria, want het is pannenkoekendag.


Een toilethokje in de tuin

Veertig jaar al woont Théophile Clavie op de Sint-Lambertusberg in Sint-Lambrechts-Woluwe, eerst samen met zijn echtgenote en twee zoons. Sinds haar overlijden (21 jaar geleden) woont de 98-jarige alleen. Hij woont al zijn hele leven in de wijk, die hij kent als zijn broekzak. Als Nederlandstalige Brusselaar voelde hij na de oorlog de mentaliteit veranderen. Alles verfranste en de scholen rondom hem gingen over op een Frans curriculum. Daar had hij het wat moeilijk mee.

Théophile werkte 43 jaar bij de Algemene Vereniging der Belgische Maalders in het Brusselse centrum. Het meel van de molens werd er verzameld en bewerkt. Toen hij de overstap maakte naar een sociale woning was hij blij met het nieuwe comfort. Hij kwam van een woonst zonder badkamer noch elektriciteit en stromend water. Het toilet bevond zich in een hokje in de tuin.

De winkels zijn uit de wijk weggetrokken en nu moet hij boodschappen doen op de George Henrilaan, maar hij vindt het niet echt een groot probleem. Théophile is nog erg zelfstandig en doet nog veel zelf. Vroeger had hij veel contact met de buren, maar “nu zijn ze bijna allemaal dood, op een paar negentigjarige vrouwen na in het andere gebouw”.

Nostalgisch denk hij terug aan vroeger. De buurt kende voor de oorlog drie populaire danszalen, er streek tweemaal per jaar een kermis neer, en de buren kenden elkaar goed. “Iedereen kwam buiten voor de processies van de pastoor tijdens de hoogdagen”, herinnert hij zich.

Over de geschiedenis van zijn wijk vertelt Théophile graag. Hoe het gebouwencomplex werd gebouwd op twee zavelputten. Hoe de stoomtrein gevuld met steenkool langs denderde, en in 1932 vervangen werd door een elektrische trein.
Mijmerend schudt hij mij de hand ter afscheid en maakt zich op voor zijn dagelijkse wandeling door de, nee, zijn buurt.

Back to top